Terug

VOORBIJ DE DIJK door Arnold Nieuwendam

 
 


VOORBIJ DE DIJK
Een fietstocht door Waterland 
in 78 gedichten.




Het drukken en binden werd verzorgd door 
PECO offsetdrukkerij BV te Amsterdam. 
De oplage bestaat uit 150 genummerde exemplaren
(12,5x20 cm) De bundel is ontstaan in 1999. 2000

De complete bundel kunt u
hieronder lezen

VOORBIJ DE DIJK
Een fietstocht door WATERLAND 
 

Afscheid van Holysloot
doet soms pijn
wie zou hier niet
altijd willen zijn
 
Amsterdam
ligt nog te slapen
dauw druppelt
van de daken
Buren staan gapend
voor hun raam
duiven lopen
op de baan
Het is rustig
langs de gracht
onze banden 
suizen zacht
 
Op de brug
bij Schellingwou*
is het zweten
ondanks de kou
Bij Het West-End*
een eerste rust 
voor wie koffie
én een broodje lust 
Over Durgerdam
vliegen lepelaars
in de polder
turen vogelaars 
 

Vroeger stonden
werven langs de kade
houten steigers
om te lossen en te laden
Er werd gezaagd
in zware balken
voor overnaadse
sloepen en tjalken
Rietsnijders
sneden dakbedekking
waren onwetend
dat dit wegging
 

Het rook daar
naar traan en teer
walvisvaarders
ziet u er niet meer
De touwslager en visroker
werkten nabij de dijk
zeehandel en vissersvloot
vertrokken uit de wijk
Er stonden windmolens
papier werd er gemaakt
al deze werkzaamheden
zijn heden gestaakt
 

De Sneltram
zal gaan rijden
om de IJburgers
te verblijden
Alle mensen
moeten wonen
naar het boerenland
toe komen
Bouw Nederland vol
tot in het water
het Hollands Landschap
is zorg voor later
 

Een volksstemming
plots omgeslagen
burgers door gegoochel
met cijfers verslagen
Eens woonden vogels
op die modderslijk
deze waterbewoners
zoeken een ander rijk
Vijftigduizend kwamen
daar wel foerageren
de ringslangen verdwijnen
waar de zandschuiten aanmeren
 
  Spuit zand erover
  hei de palen
  plant boompjes 
  langs rechte lanen
  Asfalt huizen
  nieuwe wegen
  komt de gemeente 
  niet ongelegen
  Durgerdammers 
  kunnen het bezuren 
  door voortaan 
  naar IJburg te turen
 
De dijk slingert
langs IJdoorn
Carla rijdt 
van voren
Overweldigend 
is het uitzicht
water weerspiegelt
wonderlijk licht
Aalscholvers 
vliegen af en aan
beelden die eeuwig
blijven bestaan
 
Vakantiehuisjes
rond het Kinselmeer
de families komen
elke zomer weer
Wedstrijdzeiltjes
staan strak
waar eens
de dijk doorbrak
Mens en dieren
moesten vluchten
de levenden
hun doden verzuchten
 

Paling vangen
wordt nog steeds gedaan
lange stokken
staan hier kort vandaan
Op een schelpenstrand 
spelen kinderen
het naaktzwemmen
is niet te verhinderen
Torens met of 
zonder kruis
sieren aan de horizon
Gods huis
 

In het voorjaar
gaan wij vogels horen
wandelaars auto's
snelle motoren
Komen dan 
de stad uit vluchten
om even lekker 
door te luchten
Nu is het nog 
veel te vroeg
alles is dicht
de kerk en de kroeg
 

Grutto's zoeken
in water naar voedsel
Futen zwemmen 
met hun eerste broedsel
Twee gestreepte jongen 
op moeders rug
een tureluur 
roept helder en vlug
Oorverdovend 
klinkt een kikkerkoor
het komt uit een slootje 
wat ik hoor
 

Een Reiger stapt
omzichtig door 't gras
is met dat gekwaak 
blijkbaar in zijn sas
Boven zijn kop
ontstaat een fel gevecht
grote kraaien vluchten
het is beslecht
Kieviten en zwaluwen 
zitten hen nog even na
zo zie en hoor ik veel 
vanwaar ik sta
 
Witzwarte Kluten
stappen hoog op de poten
groepjes meeuwen
volgen vissersboten
Duiven en mussen 
lijken zo gewoon
die zijn er veel 
ook waar ik woon
Rietzangers wulpen
scholeksters en bergeenden
zijn in deze streek
beslist geen vreemden
 
Bij Uitdam komen steeds
grotere schepen aanmeren
In De Scheepskameel* 
is het goed verkeren
Het snelverkeer 
tracht zich te haasten
langs het terras 
met verbaasden
De dijk naar Marken 
komt naderbij
groen geschilderde 
huisjes rij na rij
 
Ik maak vlug
een potloodkrabbel
geconcentreerd 
door het gekabbel
Van het water 
dat de stenen wast
ben minuten
tot niemands last
Teken de lege hemel
met één streep
krijg het water
met vlekken in de greep
 

Wie ganzen zag vliegen 
van noord naar zuid
heeft horen roepen
vergeet nooit meer dat geluid
Kemphaantjes draaien 
om elkaar nabij een plas
zij dansen en dreigen 
met imposante verenjas
Drassig land van water
wind en koude
weinigen begrijpen 
dat wij daar van houden
 

Van alle kanten 
waait de wind
soms goed 
soms kwaad gezind
Voor Marken 
staat Het Zeepaard 
dat waakt 
over al wat vaart
Wit rijst hij 
uit het water
zijn licht gedoofd
dat schijnt later
 

Buitendijks liggen 
dorpen verzonken
de noodklok 
heeft vaak geklonken
Gevreesde stormen
dijkdoorbraken
mensen worstelden
om eruit te geraken
Het water nam bezit 
van kostbaar land
er schuilen vele huizen
onder het zand
 

Volg de dijk
van Zuid naar Noord
reeds groeperen vogels
elk in hun soort
Keer op keer
een nieuw vergezicht
na elke bocht 
verrassend licht
Een visdiefje
duikt naar beneden
verrotte palen 
verwijzen naar het verleden
 
Op het IJsselmeer 
is er druk pleziervaart
veel bonte zeiltjes 
net een aanzichtkaart
De Zuiderzee 
ging vroeger erg tekeer
het is heden een 
monumentaal binnenmeer
Schepen zijn vergaan
de vissers verdronken
mannen vrouwen kinderen
hun namen meegezonken
 
Gierende motoren 
scheuren langs de dijk
een stoet met koetsjes 
nadert sierlijk 
Hordes skaters
surfers en de zeilen
vele uren kan men 
op deze plek verwijlen
Met stralend weer 
is er menigeen
zodra het regent 
rijden wij alleen
 
Als het stormt 
worden takken weggescheurd
komen koppen op de golven
wolken donker gekleurd
Koeien draaien van de wind
schapen groepen samen
vogels schuilen in bomen
boeren achter ramen
Geen wandelaar en fietser 
waagt zich in de wei
dan is het land verlaten 
als op een oud schilderij
 

Salamanders
de schuwe ringslang
reigers en kiekendief 
vertoeven hier al lang
Zwevend of verstoppend 
tussen de stenen
torenvalken dalen
muisjes zijn snel verdwenen
Een koekoek roept 
vanuit de bosjes
groepen spreeuwen 
kwetteren losjes
 

Rupsen zitten overal
ze verpoppen zich droog
in cocon verscholen
in koolwitje en dagpauwoog
Een vliegtuig dendert over
we ontwaken uit deze droom
de realiteit dient zich aan
het lichaam voelt nog loom
Groepjes wielrijders
willen snel voorbij
hun gehijg en gebel
irriteren mij
 

Het voorjaar 
toont zijn goede kanten
in zoveel kleuren 
én zoveel planten
Boeketten verstrooid
langs sloot en veld
wie plukt ze niet
het kost geen geld
Ze zitten echter vol
met beestjes en luizen
een paar uur later staan ze
verlept in de huizen
 

Waterlelies de gele plomp
sieren vele plassen
we zien en genieten 
van onbekende grassen
Roze velden
met koekoeksbloemen
waarboven hommels 
en bijen zoemen
Het rietgors 
veenpluis en zonnedauw
zijn heel bijzonder
die vind je niet zo gauw
 
Waar eens 
brak water was
groeit melkkruid verscholen
tussen het gras
Daar zijn veenwortel
en heemst vrij zeldzaam
men leert ze kennen 
in het veld van naam
Met de kale jonker
moerasviooltje en koningsvaren
klaprozen staan
fleurig tussen korenaren
 
Waterland 
is door God gegeven
hier zou ik altijd 
willen leven
Een blauwe koepel
vol met lichten
het is geen wonder
dat wij zwichten
Leeuweriken vliegen
recht naar boven
hoe kan men dit land
beter loven
 
In de schaduw
van een koe
ligt een kalf
beschermd door moe
Paarden draven
door de wei
één rolt op
zijn rug en zij
Veulens liggen 
op de grond
twee merries
staan er pront
 

Zonder reden
galopperen zij weg
steigeren hoog
stoppen bij de heg
De staarten
en manen wapperen
aan gespierde lijven
hun hoeven klapperen
Bij de afrastering
noppen ze bij elkaar
het lijkt liefkozen 
langs dat paardenhaar
 

De twee kerktorens
van Monnickendam
verder aan de einder 
van E- en Volendam
Water en land 
komen er tezamen
een schilder
zal dit panorama beamen
Verwenst snelwegen
naar de hel
koeien zitten goed
in vlees en vel
 

Kleine vogels
hippen tussen het riet
zonder verrekijker 
zie je hen niet
Populieren 
als coulissen
aan de slootkant 
bloeiende lissen
Een witte streep 
van wel honderd zwanen
het eerste hooi 
ligt al in banen
 

Op het land
gelden andere wetten
niemand kan 
hun dat beletten
Dorpelingen kunnen 
aardig jennen
nieuwkomers 
vaak niet wennen
Stadsen denken 
het is hier niet pluis
en voelen zich
nimmer thuis
 
Zomers zijn
de wegen druk bezet
fietsers worden 
aan de kant gezet
Davert de grote tractor 
die de rust vergalt
boeren werken hard 
voor er regen valt 
Wagens met bergen hooi 
worden weggereden
hooibalen automatisch 
geperst in sleden
 
Het spitsje 
van Broek in Waterland
net boven de bomen 
pronkt elegant
In de diepte 
van de Belmermeer
lopen honderden geiten 
rustig heen en weer
Laten ons door 
zwanenbloemen verrassen
zien de wilgen 
en allerlei gewassen
 

Wij gaan liggen 
in het hoge gras
in wolken figuurtjes raden
alsof je nog een kind was
Wij praten zacht 
en wij dromen
wat er was 
en zal gaan komen
Verleden en heden 
verglijden in de wei
én boven aan de hemel 
aan ons voorbij

Wij worden als het gras
de aarde en de lucht 
als bomen en dieren
een kreet een zucht
Ontkiemen in gewassen
als maïs en granen
worden weer jong met
lachen en tranen
Zo dromen wij van
wat aan God behoort
aan ons mensen gaf Hij
het kijken dat bekoort

Generaties 
zijn hier opgegroeid
in veel gezinnen
is het leven doorvoeld
Er is gewerkt gestreden 
geboren en gestorven
vruchten zijn geplukt
soms oogsten bedorven
Wij mogen reizen 
door dit kleine land
rondkijken wat fietsen 
fantaseren aan de kant
 

Liggend op de grond
is het erg warm
een mier steekt mij
pijnlijk in de onderarm
Er kriebelen beestjes
aan mijn benen
zij komen tevoorschijn
nu de kou is verdwenen
Alle soorten torren
wespen en trage slakken
Kevers een duizendpoot
spinnen hangen aan de takken
 

Onder een platte steen
krioelt het van leven
wormen en pissebedden
allen zullen sneven
Een loep is nodig
voor de gegroefde lapsnuittor
iedereen mag het lieveheersbeestje
evengoed zit voor elk raam een hor
Fijn zilver lijkt het rag
een dikke kruisspin
heeft een vlieg gevangen
hij zit helaas er middenin
 

Steeds minder kunnen mensen
zomaar ergens zitten
in 't weiland lopen
of in 't hooi liggen pitten
Elk lapje grond is afgezet
met prikkeldraad
goed uitkijken 
voor schokkend draad
Je rijdt banden lek
haalt kleding en handen open
moet een nieuwe broek 
en band gaan kopen
 
Groepjes koeien 
doen aan Voerman* denken
levende beelden 
als geschenken
Verten wijken 
in grijs en blauwen
met kabaal passeert 
een zwerm kauwen
In het kroos 
trekken eenden sporen
acht jongen volgen 
die zijn hier geboren
 
Dwalen verder 
van dijk de polder in
naar Zuiderwoude 
en fietsen gezwind
Door weilanden 
naar voetveer Holysloot
waar Bart* vaart 
met hond en boot
We steken traag
het Die* over
naar het dorp 
verscholen tussen lover
 

Het witte kerkje 
van Holysloot
is symbool 
voor elke dorpsgenoot
In café De Stolp* 
werd vroeger gefeest
alle inwoners 
zijn daar vaak geweest
's Zaterdags was er dansen 
voor de hele kliek
bruiloften en partijen
film en muziek
 

Een brede sloot 
als verborgen schat
het allermooiste uitzicht 
zo dicht bij de stad
De helft zit erop 
het viel best mee
likken aan een ijsje 
en drinken thee
Afscheid van Holysloot 
doet soms pijn
wie zou hier niet 
altijd willen zijn
 

Een kever zingt zijn lied
kanovaarders peddelen langs
wilgen scheiden land en kant
op een erf een tamme gans
Een zonneharp schijnt
vanachter een wolk
muggen doen een groepsdans
meeuwen schreeuwen boven een kolk
Een vis met rode vinnen
de ruisvoorn zwemt er los
verder kun je zien
de onbekende winde en de pos
 

Sloten zitten vol met vis
vinnen steken er bovenuit
ze paren ze rijen
en ze schieten kuit
De sloot wordt modderzwart
het spettert het spat
wij kijken met open monden
naar het liefdesspel en worden nat
Er zwemt daar aal en karper
baars en grote snoeken
van deze laatste
bakken boeren koeken
 
Vertrekken dan ook 
met lichte smart
vervolgen gestaag 
het smalle pad
In Ransdorp 
beklimmen wij de toren
voelen ons klein 
en verloren
Boven op die vierkante berg 
van gestapeld steen
tussen hemel en aarde 
giert wind om ons heen
 
Een uitzicht 
over land en water 
Amsterdam 
het wordt wat later
Wij zitten 
in De Zwaan*
eten daar 
gebraden haan
Drinken bier 
en brandewijn
voelen ons 
natuurlijk fijn
 
Geen land ter wereld
kan lang bekoren
van de Noordpool 
tot d'Azoren
Het is daar te koud
stoffig of te droog
veel te heet 
of veel te hoog
Geef mij maar 
het platteland 
met zijn dijken
klei en zand
 

Een kunstenaar
werkt aan de Waal
zijn ezel staat klaar
vlak bij de overhaal
In Waterland
leun ik op een hek
ruik het water
bij mijn geliefde stek
Hoor de vogels zingen
zie grote wolken 
vormen en verwaaien
de koeien worden gemolken
 

Wil de wereld bedwingen
op het tekenvel 
het potlood danst
dat tekent wel
Vlakken suggereren
de wijde lucht
voor mooimakerij 
ben ik beducht
Strepen en vegen 
wordt gras en bomen
voor dit landschap
ben ik gekomen
 

In negentienzestien 
was hier watersnood
verplaatsten bewoners 
zich per boot
Stonden koeien 
in de kerk
daarna was er
voor jaren werk
Koninginnedag 
werd groots gevierd
vrijmarkt en dansen 
in een sliert
 

We lezen hardop 
namen als Liergouw
Kwadijk Dijkeinde 
de Nieuwe Gouw
IJdijk Molenpad 
Zuideinde Oosteinde 
Zeevang Oude Vennen
en natuurlijk Westeinde
Poppendammergouw 
vergeet je niet zo snel
Kerkenpad en Kerkenlaan 
die kent men wel
 
Burkmeer klinkt wel vreemd
met Barnegat en Bozemeer
Ark AE en Priesterpolder 
volgt de lange Weren
't Nopeind en de Gouwzee
daarna Overleek
Verdeek De Nes 
en de Binnenbraeck
Nieuwendam
spreekt mij wel aan
waar ik ook fiets 
ben daar nooit ver vandaan
 
De Munt
is geen geld
het is polderland 
tevens bloeiend veld
In de beruchte
en verzwegen Volgermeer
stortten bekende bedrijven
jarenlang hun giffen neer
Smeerketel is niet vuil 
beneden peil blijkt Opperwoud
voor Pampus liggen 
kostte handenvol met goud
 
Kunnen hier 
niet genoeg van krijgen
vogeltjes kijken 
en we zwijgen
Om wat dat schone land 
ons biedt
bermbloemen
karekieten in het riet
Ons gemoed loopt vol 
in korte tijd
we scheiden 
hoe dan ook met spijt
 

Trots toont een jongen
een snoek van één meter
wij vingen stekelbaarsjes
kikkers met een veter
Dril scheppen in een potje
daarin zaten ze veilig
natuurlijk ging alles dood
het vissenleven was niet heilig
Wilde vogeltjes vangen
met een netje
wat mislukte
handigheid belette je
 

De jacht
is soms toegestaan
over stropen
wordt heimelijk gedaan
Hier en daar
staan verdekt de vallen
Fazanten en hazen
vrezen de scherpe knallen
Eenden- en konijnenbout
is een lekkernij
in deze streek 
vlak boven het IJ
 

In 't najaar 
gaan vogels trekken
Ganzen vliegen in V-vorm 
met gestrekte nekken
Hoor hun gegak 
ze draaien als afscheid 
ze vertrekken
houden de vleugels wijd
Kieviten en Grutto's zwermen mee
het zijn er velen
hun aanstekelijk geroep 
klinkt uit honderden kelen
 

Herfstige bladeren 
en kleurend riet
in bruinen en paarsen 
geel licht schijnt in het verschiet
Voor de laatste maal 
wordt gras gemaaid
sloten uitgediept 
de bollen gezaaid
Kinderen laten een vlieger op 
in doorschijnend rood
op de zeedijk 
ligt nu niemand bloot
 
Er zitten Zwaluwen 
naast elkaar op een rij
de eerste vogels zijn al weg
eindelijk gaan ook zij
Werkelijk duizenden Meerkoetjes 
vliegen over
een Reiger spreidt zijn vleugels
het lijkt net getover
Kwikstaartjes hippen 
op het smalle pad
twee Eksters verstoppen zich 
in een bladerengat
 
Vanzelf ga je
fluisteren
om de natuur 
te beluisteren
's Winters komen 
de schaatsers weer
wordt er bot geklopt *
op het IJsselmeer
Door kou zitten wij dan
in de stad gekluisterd
missen zo de torenvalk 
en de buizerd
 
Schaduwen worden langer 
met donkere lijnen
boten varen statig 
hun zeilen weerschijnen
In het stille water 
zonder enige rimpeling
de dag is bijna om
ik fluit en zing
Vol met beelden
doorgewaaid en moe gefietst
voelen ons rijk
komen hier het liefst 
 

De zon zakt 
langzaam naar de kim
we zetten er flink 
de vaart in
De lucht 
kleurt paars en rood
lichten gaan aan 
op een boot
Voorwerpen worden 
vage silhouetten
een visser droogt zeilen 
en zijn netten
 

Fietspaden doorkruisen 
het boerenland
gemaaide bermen
bagger op de kant
Vetgemeste schapen 
en oude koeien
hun laatste rit
hoor ze klaaglijk loeien
We lopen nu
de wind waait te hard
wolken trekken samen
we worden nat
 

De regen trekt 
een watergordijn
tot aan de horizon
opeens flitst weerschijn
Vlug een schuilplek zoeken
voelen harde windvlagen
de regen valt met bakken
we schuilen bij de hagen
Dan volgt de klap
evengoed nog onverwacht
de zon is verdwenen
het lijkt wel nacht
 

Donkere wolken
trekken snel voorbij
felle bliksemschichten
donderslagen horen wij
De lucht trekt open
stapelwolken torenhoog
rechts blauwe lucht
links verschijnt een regenboog 
Zeven kleuren tel ik
rood oranje een streepje geel
groen blauw en vaag wat indigo 
plus nog violet dat is veel
 
De brug is dicht
schepen gaan erdoor
een lage zon trekt
een lichte voor
Nescio* schreef hier 
zijn beroemde zinnen
over een lage zon 
die wij beminnen
Het getwinkel op het water 
is echt bijzonder
hij hield van
dit kleine wonder
 
Voor ons ligt de stad
gelijk een slapende reus
als hoogste de Rembrandttoren
we zien het en hebben geen keus
Kantoor- en flatgebouwen
steken overal bovenuit
alles lijkt hetzelfde
somber als een grijze kluit
Groter mooier en hoger 
schreeuwt de leus
tegen horizonvervuiling zijn
blijkt een wassen neus
 
Waterland verdwijnt 
achter de bomen
terwijl wij klimmend 
de brug op komen
Kijken we nog even 
over de schouder
willen vlug naar huis 
het wordt al kouder
Verliezen ons meteen 
in druk verkeer
volgende week 
gaan wij echter weer
 

Eindelijk thuis
badderen en avondeten
het was een dag 
om nooit te vergeten
's Nachts zwetend 
wakker schrikken
van de weg gereden
moesten wonden likken
De fietsen lagen boven
de schok kwam later
ik sta op 
drink een glas water
 

Terug in bed denk ik 
aan een vliegende zwaan
het zachte ruisen 
is mij als muziek toegedaan
Ingedommeld en dromend 
volg ik zijn vlucht en leven
voel mij meevliegen 
licht en verheven
Zie fietsers en wandelaars 
mensen aan het zonnen
u begrijpt het al
dit laatste is verzonnen
 

Zie de daken van boerderijen
de wegen en de sloten
bochtige dijken 
en varende boten
Er staan vogelaars 
met lange lenzen
naar het riet te staren
een dwaalgast* te wensen
Alle tinten groen
blauwe en rode plekken
een palet van
lichte en donkere vlekken
 

Zweef op de wind
vlieg over bomen
reik naar de wolken
kan daar niet komen
Het draait en tolt
val van boven naar benee
gelijk Icarus' duik 
in de zee
Door al deze avonturen 
krijg ik in fietsen zin
aldus slaap ik 
moegevlogen in

***
 
*Aantekeningen:

Schellingwoude - een dijkdorp aan het IJ in Amsterdam-Noord. 

Het West-End - een restaurant in Durgerdam. 

In De Scheepskameel - in 1999 een uitspanning in Uitdam, vernoemd naar de drijvende dokken waarmee in vroeger eeuwen de schepen over zandplaten werden gesleept. 
Anno 2003 was er restaurant Monzanillo. (momenteel een woonhuis).

Jan Voerman - kunstschilder (1857-1941), bekend door zijn schilderijen van koeien en de rivier de IJssel.

Bart John - de pontbaas in Holysloot. 

Aain en Dieen zijn plassen en lange brede sloten die zijn ontstaan door dijkdoorbraken. 

De Stolp - inmiddels gesloten dorpscafe in Holysloot.

De Zwaan - hotel en cafe in Ransdorp.

Bot kloppen - deze wijze van vissen op het ijs werd in vorige eeuwen toegepast.

Dwaalgast - afgedwaalde vogel, die niet thuishoort in het gebied waar hij waargenomen wordt.

Nescio - (J.H.F. Gronloh 1882-1961) schrijver van o.a. De uitvreter en Titaantjes.
 

Colofon

De bundel 'Fietstocht door Waterland' is ontstaan in 1999. 
Arnold Nieuwendam is van beroep kunstschilder 
(Arnaldo) en fietst al meer dan dertig jaar 
door Waterland. Vanaf 1976 komt hij er 
regelmatig met zijn vrouw Carla Klein 
(beeldhouwster en medailleur). 
Zij maakte, net als Arnaldo,
in deze streek veel
aquarellen. 

Het is bovenal een ode
aan dit waterrijke gebied. 

Uitgave: Arnaldo
C Beeldrecht - Amsterdam - 2000
De bundel is uitverkocht
 

De correctie wordt verzorgd door Coen Linnekamp.
De teksten zijn van de hand van Arnold Nieuwendam 
(Arnaldo), tenzij anders vermeld.

 
 Links

            Carla klein - web

 
 
U vindt deze site het beste met Google.nl